Hanne Laceulle: “Kijk anders naar oude mensen: ze groeien nog”
Ouderdom is synoniem voor ‘verval’. Ten onrechte, schrijft Hanne Laceulle, ook ouderen kunnen worden wie ze willen zijn. Hanne Laceulle is universitair docent ‘Filosofie van levensloop en levenskunst’ aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht. We delen hier een artikel dat zij op 6 februari 2017 voor het NRC Handelsblad schreef:
“Vorige week presenteerden onder andere de ChristenUnie en Omroep Max het manifest Waardig ouder worden. In dit stuk wordt gesuggereerd dat meer aandacht voor zinvol en waardig oud worden de doodswens van ouderen met een ‘voltooid leven’ zou doen opdrogen. Te midden van zorgelijke discussies over de betaalbaarheid van pensioenen en de tekortschietende en onbetaalbare ouderenzorg, is een pleidooi voor herwaardering van ouderdom een verfrissend en lovenswaardig geluid. Het valt echter op dat in de door het manifest voorgestelde maatregelen veelal gedacht wordt vanuit een – subtiel paternalistische – zorgreflex: hoe kunnen wij kwetsbare, eenzame, buitengesloten ouderen zo goed mogelijk helpen? Maar hoe ziet men de rol van ouderen zélf, en hun ontwikkeling van het vermogen om een goed leven te leiden?
We moeten fundamenteler en breder nadenken over de richting van de nagestreefde herwaardering van ouderdom, om niet te verzanden in goedbedoelde initiatieven als ‘ouderen vaker samen laten eten’ of ‘meer mantelzorgondersteuning’, hoe nuttig die op zich ook kunnen zijn.
In mijn proefschrift heb ik de beeldvorming rond ouderdom vanuit een filosofisch perspectief beoordeeld. Er wordt nu op twee, te beperkte manieren, naar ouderdom gekeken. Enerzijds is er het ‘ verval- perspectief’, dat ouder worden interpreteert als een proces van onherroepelijk verval en achteruitgang. Anderzijds het ‘trotseerperspectief’, dat goed ouder worden gelijkstelt met zo lang mogelijk jong blijven. Mijn bezwaar tegen deze zienswijzen is tweeledig.
Ten eerste: als we ouder worden gelijkstellen aan verval, wordt het onmogelijk om te zien dat ouder worden ook mogelijkheden heeft, dat de waarden van de jeugd (fitheid, productiviteit) niet de enige zijn die meetellen. Mensen kunnen zich blijven ontwikkelen en blijven groeien, ook – of misschien wel juist? – als de kwetsbaarheid van het leven zich opdringt. Ten tweede: deze dominante verhalen bieden ons geen aanknopingspunten, geen voorbeelden om ons op een zinvolle manier te verhouden tot kwetsbaarheid, die we bij het ouder worden nu eenmaal steeds vaker tegenkomen.
De manier waarop nu naar ouderdom wordt gekeken is schadelijk. Ouderen worden beperkt in hun mogelijkheden hun leven op een zinvolle manier, samen met anderen, volgens hun eigen aspiraties en capaciteiten vorm te geven. Omdat we de negatieve stereotyperingen over ouderdom allemaal van jongs af aan internaliseren, hebben ze ook een negatief effect op het zelfrespect, de identiteit en de gezondheid van ouderen. Ze verhinderen bovendien dat we als samenleving profijt trekken van de potentie van ouderen, omdat deze potentie domweg uit beeld verdwijnt.
Ik pleit voor een alternatief cultureel ‘wordingsverhaal’, gebaseerd op de filosofische traditie van het denken over zelfverwerkelijking. Goed ouder worden wordt daarin gepresenteerd als een proces van steeds meer ‘worden wie je bent’. Zelfverwerkelijking staat voor een moreel ontwikkelingsproces, de poging een goed leven te leiden, samen met anderen – een leven dat klopt met wat we belangrijk vinden en waarin we het beste uit onszelf halen. Bildung, het nieuwe buzz-woord in onderwijsland, is niet alleen voor jongeren relevant.
Hierbij is het belangrijk te erkennen dat wij dit proces van zelfverwerkelijking niet alleen kunnen realiseren. Niemand is de autonome regisseur van zijn eigen leven. We zijn allemaal ingebed in een netwerk van sociale relaties die ons maken tot wie we zijn. Maar dat wil niet zeggen dat we er niet naar kunnen streven om als actor ons eigen leven vorm te geven. Dat streven hoeft niet te stoppen als we in de hoge ouderdom kwetsbaar en afhankelijk worden, al is er creativiteit, betrokkenheid en wijsheid nodig om ook dan te blijven denken in mogelijkheden in plaats van beperkingen, zeker gezien de kracht waarmee het beeld van verval zich in ons collectieve bewustzijn heeft genesteld. Laten we als samenleving streven naar goede praktijken waarin ouderen worden erkend als moreel actoren van hun eigen leven. We moeten hen mét hun kwetsbaarheid als volwaardige leden van de gemeenschap behandelen, en niet alleen als beklagenswaardige en zorgbehoeftige slachtoffers van uitsluiting, zoals het manifest hen uiteindelijk toch neerzet. Dit is nadrukkelijk ook een oproep aan ouderen zelf om zich te ontdoen van het etiket ‘verval’ en de verwachting dat zij als oudere zo lang mogelijk jong blijven doen. Zij kunnen zich opwerpen als rolmodel en voorbeeldfiguur en daarmee een nieuwe cultuur van ouder worden voeden.”