Marijke Broekhuijsen (74): “Het idee ‘wijsheid komt met de jaren’, daar geloof ik helemaal niet in”
Met Leven Lang Leven willen we een positieve beweging op gang brengen rondom ouder worden. Daarom is het belangrijk om ouderen zelf een prominente stem te geven in onze samenleving. Zodat we in plaats van óver ouderen, mét ouderen praten. Kortgeleden sprak Fien, van het projectteam van Leven Lang Leven, met Marijke Broekhuijsen (74), oud-conservator van het Amsterdams Historisch Museum, over oud worden, oud zijn, haar persoonlijke ervaringen en wat de geschiedenis ons kan leren.
Ook voordat je tot de groep ouderen behoorde was je al bezig met dit thema, hoe komt dat?
Naast actrice ben ik vijftien jaar conservator geweest van het Amsterdams Historisch Museum (nu het Amsterdam Museum). In 1993 werkte ik daar aan een vijfjarig project: een tentoonstelling met de titel Tijd van Leven, een historisch perspectief op hoe mensen ouder worden beleven en beleefden door de eeuwen heen. Ik heb toendertijd veel mensen gesproken, geïnterviewd en bronnen onderzocht en ben me altijd voor dit onderwerp blijven interesseren. Ook toen al besefte ik natuurlijk dat ik ooit bij die groep zou gaan horen, maar ik bleef het ouder worden van een afstandje bekijken.
Wat viel je op toen je bezig was met dit onderzoek?
Dat dezelfde opvattingen over ouder worden door de eeuwen heen parallel aan elkaar lopen. Dit is in tegenstelling tot wat mensen vaak denken, namelijk dat onze opvattingen telkens evolueren. De tentoonstelling richtte zich vooral op de West-Europese geschiedenis en daarin komen een aantal ideeën over ouder worden naar voren die je in diverse periodes ziet terugkomen. Zo bestonden er in de zeventiende eeuw dezelfde ideeën over ouder worden als in de negentiende eeuw. Bijvoorbeeld de opvatting dat oud worden de bekroning van een leven is, dat een mensenleven als het beklimmen van een berg is. Je hele leven werk je toe naar de top en wanneer je de top bereikt, dan krijg je wijsheid of kom je dichter bij God.
Dat deze opwaartse lijn na een bepaald punt stagneert en we weer langzaam kinds worden, was vroeger ook al bekend. Een metafoor die je hiervoor vaker ziet terugkomen is de levenstrap, een beroemd thema in de schilderkunst dat vanaf de zestiende eeuw populair werd. Vaak zien we op dit soort schilderijen dat mensen rond hun vijftigste op de top van de trap staan en daarna weer terug naar beneden lopen. Er zijn mensen die dit idee tegenwoordig als een heel nieuw beeld presenteren, maar dit dachten ze dus vroeger ook al. Dit idee roept door de eeuwen heen twee soorten reacties op. Sommige mensen vinden het beangstigend dat die trap weer naar beneden loopt en verzetten zich ertegen en anderen vinden het juist een logisch idee – deze cyclus van de natuur – en omarmen het.
Mensen die dit een beangstigend idee vinden, vinden meestal dat je je niet moet neerleggen bij de aftakeling die vaak bij ouder worden hoort, maar dat je je moet blijven ontwikkelen. Jean-Jacques Suurmond schreef bijvoorbeeld een boek Meer geluk dan grijsheid, over spiritualiteit en oud worden. Hij doet zijn best om zich te verzetten tegen het idee dat ouder worden louter een fase van afbraak is. Hij stelt dat je toegroeit naar iets moois als je ouder wordt, een tegengif tegen het gevoel dat je steeds meer verliest als je ouder wordt. Zo gesteld kom je, als je ouder wordt, tot je ware zelf.
Hoe kijk je zelf naar ouder worden?
Ik heb zelf nooit zo veel gezien in het idee van oud worden als bekroning voor een leven. Het idee ‘wijsheid komt met de jaren’, daar geloof ik helemaal niet in. Er zijn een heleboel mensen die helemaal niet wijs zijn als ze grijs zijn. Sommige mensen zijn al jong wijs en andere worden nooit wijs, dit lezen we al bij Homerus.
Zoals je zelf al zei denken mensen graag dat de tijd waarin we leven uniek is, maar dat dit niet overeenkomt met onze overtuigingen rondom ouder worden en de dood. Hoe zie jij dat terug in ons denken van nu?
Een hardnekkig idee met betrekking tot ouderen is dat ze vroeger meer gewaardeerd werden. Dat het iets van deze tijd is dat ouderen niet meer meetellen. Uit ons onderzoek voor de tentoonstelling bleek dat dit niet klopt. ‘Iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn’, zeiden de Romeinen al. Een ander mooi voorbeeld is het oud-Nederlandse spreekwoord: ‘Ouderdom, hoe sijt gij zo veracht, terwijl een elck u so begeert?’ Over deze paradox, het begeerlijke van oud worden en het verachtelijke van oud zijn, verbazen we ons dus al eeuwen. Ook andere opvattingen laten zien dat bepaalde stereotypen over ouderen van alle tijden zijn. Zo blijkt uit bronnen dat ouderen al in de zestiende en zeventiende eeuw te kennen gaven niet bij hun kinderen te willen wonen, omdat ze hen niet tot last willen zijn.
Hoe heb je de afgelopen maanden van de coronacrisis beleeft?
Ik vind het heel opvallend om te zien hoe er in deze crisis wordt omgegaan met ouderen. Deze tijd doet me denken aan de jaren zeventig toen er hard werd gebouwd om bejaardenhuizen neer te zetten. Daar was destijds veel discussie over. Je kon verdedigen dat dit een hele goede verzorgende maatregel was, anderen spraken er schande van dat je ouderen op die manier apart zet. De discussie die we nu voeren over of en hoe we kwetsbaren moeten beschermen lijkt hier sterk op. Je kunt zeggen dat het prachtig is dat de hele samenleving zich inspant om de kwetsbaren (vaak ouderen) te beschermen, maar de consequentie hiervan is dat die mensen doodeenzaam worden, heel geïsoleerd gaan leven en uiteindelijk alleen sterven. Daarom zijn de maatregelen ter bescherming dubbelzinnig. Zoals ik het zie beschermen we de tijd van leven, maar niet de kwaliteit van leven.
Corona als pandemie en onze reactie hierop is nog niet eerder voorgekomen. Hoe passen de historische opvattingen over ouder worden zoals je eerder beschreef hierin?
In de realiteit van ouder worden is veel veranderd. Dat er zoveel kan om het sterven uit te stellen, dat is nieuw. Vroeger was de dood iets heel normaals; vrouwen stierven bij de bevalling, mannen in de oorlog, er waren vaker grote uitbraken van ziekte, en kindersterfte kwam veel meer voor. In de afgelopen eeuw is dat steeds minder geworden. Tegenwoordig worden we steeds ouder door de ontwikkelingen op het gebied van hygiëne en medische kennis. We hebben veel mogelijkheden om het leven te verlengen en kinderen geboren te laten worden die anders dood zouden zijn gegaan. De spanning tussen tijd en kwaliteit van leven is daarmee steeds sterker geworden. Corona heeft aan het licht gebracht hoe ver we bereid zijn te gaan om mensen te redden.
Ik merk ook in mijn eigen omgeving hoe dwingend die drang is om het leven te verlengen. Ik heb zelf een niet-reanimatiebehandelverbod, want ik ben tevreden met mijn leven zoals het is geweest. Als ik het hier met vrienden over heb, zeggen ze: ‘God mens, waar denk je aan!’ Vrienden ervaren deze wens als schokkend en willen me verzekeren dat ze goed voor mij zullen zorgen als ik steeds afhankelijker word. Ook merk ik het in de angst die mensen hebben voor vrijwillige euthanasie, angst dat er misbruik van kan worden gemaakt. Ik denk juist, ‘had ik die pil maar, dat zou me zo’n rust geven’. Dan zou ik die misschien niet gebruiken, maar weten dat het kan. Want ondanks alle problemen, is er een vitaliteit in ons die wil blijven leven. In de dagelijkse realiteit proberen we allemaal door te leven zolang dat kan. De maatregelen in verband met Corona zorgen voor eenzaamheid. Daarom hoop ik dat er een makkelijker gesprek komt over ‘dat het soms genoeg kan zijn’.
Wat leren we dan van corona als maatschappij?
Elke generatie, maar ook elk individu, moet alles weer opnieuw doormaken. Leren van de geschiedenis is lastig; je ziet het wel, je leest het wel, maar uiteindelijk zal je het moeten meemaken om tot dezelfde conclusies te komen. Zo zie je maar dat het betrekkelijk is hoeveel kennis je van elkaar kunt erven. Psychologen en organisatiedeskundigen kwamen tot vergelijkbare conclusies bij het zoeken naar de ‘lerende organisatie’.
Leren we dan überhaupt wel iets?
Ik denk het wel!