Schrijver Mohammed Benzakour over zorg: “Het gaat niet om grote aanpassingen, maar om culturele sensitiviteit”
Mohammed Benzakour (Marokko, 1972) is schrijver, columnist, journalist, socioloog en imker. Hij is ambassadeur en jurylid voor Leven Lang Leven en wij spraken met hem over zijn visie op oud worden en zijn boek Yemma. In dit boek vertelt hij het verhaal van zijn Marokkaanse moeder – echtgenote van een eerstegeneratiegastarbeider – in een Nederlands verpleeghuis.
Een fragment uit zijn boek Yemma (p.36/37):
—
“Sorry, maar ik ga mij niet verdiepen in de islam.” Aldus de gebeitelde woorden van een expert van het Rijndamse Afasieteam, die, zo vernam ik later, academisch zou gaan promoveren in Engeland. Ten behoeve van een externe screening (waar ik om had gevraagd en waar ik bij mocht zitten als ik maar mijn mond hield) moest moeder van deze deskundige mevrouw een keur aan opdrachtjes verrichten; opdrachtjes die weinig afweken van de opdrachtjes die ze eerder kreeg van haar eigen logopedist: puzzelplaatjes en doolhofjes. Moeder snapte er geen jota van, ze had zoiets nog nooit onder ogen gekregen, ze rotzooide maar wat aan en alles was fout. Ze werd onrustig, onzeker, paniekerig.
Op een gegeven ogenblik vond ik dat ik lang genoeg zwijgend had toegekeken. Ik wees de afasie-expert erop dat deze spelletjes beslist niet werken bij een analfabete. ‘Zou het niet zinniger zijn om aan te sluiten bij de belevingswereld van moeder?’ ‘En wat is volgens u die belevingswereld?’ ‘Wel, mijn moeder heeft haar hele leven gebeden, elke dag vijfmaal, als een papegaai herhaalde ze eindeloos dezelfde koransoera’s, reken maar uit. Het is wetenschappelijk bewezen, dat weet u ook, dat bekende, vertrouwde, melodische teksten, zoals oude liedjes, langer behouden blijven dan de propositionele taal omdat ze in een ander hersendeel zijn vastgelegd. Is het dan misschien niet zinniger om in plaats van doolhofjes, puzzels, schetsjes en andere abstracties, die moeder niet eens kon oplossen vóór het infarct, laat staan nu, om in plaats daarvan auditief materiaal te verzamelen dat op een of andere manier gerelateerd is aan koranische teksten en formules?
‘Sorry, meneer, maar ik ga mij niet verdiepen in de islam.’ Verdiepen in de islam? Vroeg ik deze deskundige zich te verdiepen in de Koran en de overleveringen van profeet Mohammed? Vroeg ik om een studie van de theologische concepten en ontstaansgeschiedenis van de islam in Saoedi-Arabië? Ik stond met mijn mond vol tanden. De deskundige zag mijn verbijstering en vervolgde met de opmerking dat ik helaas was gestuit op ‘de grenzen van de logopedie’. Naar mijn overtuiging was ik hier niet gestuit op de grens ‘van de logopedie’ maar stuitte ik op een grens tussen de oren. Een tekort aan durf, intelligentie en bereidheid over het eigen (culturele) muurtje heen te springen.
Dat dit geen overbodige luxe is maar harde noodzaak, bewijzen de statistieken. (…) Het gros van de eerstegeneratiegastarbeiders (de groep die nu de bejaarde leeftijd bereikt) vertoont steeds vaker ouderdomskwalen en belandt dientengevolge steeds vaker in verpleegbedden, als gevolg van hartkwalen, suikerkwalen, infarcten, met niet zelden afasie tot gevolg. Volgens het CBS zullen relatief steeds meer oudere migranten deel uitmaken van de samenleving. (…) Na enige belrondes bleek dat – anders dan in omringende landen – in het hele land geen enkele logopedische opleiding of werkpraktijk te vinden is met methoden speciaal ontwikkeld voor analfabete, slecht Nederlands sprekende (moslim)allochtonen.”
—
Hoe is het boek Yemma ontstaan?
“Toen mijn moeder een infarct kreeg en naar het verpleeghuis moest, was ik niet van plan om een boek te schrijven. Ik heb mij nooit in de zorg verdiept, totdat ik vele uren en dagen met mijn moeder doorbracht in het verpleeghuis. Mijn moeder kon niet meer kan praten, dus ik was alleen maar monologen aan het voeren. Er vielen veel stiltes. Ik was vaak overmand door verdriet en frustratie. Het waren ontzettend lange dagen en avonden. Als ik mij zat te vervelen – en die verveling zat daar in elke hoek – dan maakte ik aantekeningen van mijn gedachten en gevoelens. Ik ben en blijf een schrijver. Dus mijn uitingsvorm is tekst.”
“Die aantekeningen bewaarde ik in een schoenendoos. En die doos werd steeds voller. Op een gegeven moment ontdekte een vriend die aantekeningen. We zaten aan tafel en hij zei: ‘Mo, ik heb die blaadjes zitten lezen, is dit wat je in het verpleeghuis hebt meegemaakt? Wat een bizarre situaties. Volgens mij zit hier een boek in.’ Maar ik wilde niet over mijn moeder schrijven, dat ligt allemaal erg gevoelig in een cultuur waar je zeker over ziekte en dood niet alles kunt zeggen. Dit was mijn manier om de dag door te komen. Maar die vriend heeft stiekem een stapel briefjes in zijn jaszak gestopt en opgestuurd naar mijn uitgever met een notitie ‘vinden jullie ook niet dat Benzakour hier een boek van moet maken?’. En zo geschiedde, ik werd gebeld door mijn uitgever: ‘Wij vinden dat hier een heel interessant boek in zit. Kom een keer langs en neem die schoenendoos mee!’”
“Het boek werd snel opgepikt in de media en kreeg behalve veel lof ook een lading toebedeeld waar ik niet blij mee was. In de media is het naar voren geschoven als een aanklacht tegen de zorg. Dat is nooit mijn bedoeling geweest. Ik heb het boek geschreven omdat ik een monumentje wilde maken voor mijn moeder. Ik wilde haar een stem geven die ze letterlijk niet had. Het is een liefdesverklaring en een standbeeld van haar leven. En indirect voor heel veel moeders van de eerste generatie immigranten. Elk boek moet een maatschappelijke relevantie hebben, maar Yemma is geen aanklacht of beleidsnota.”
Maar als het gaat om passende zorg voor jouw moeder, dan liep je wel tegen cultureel onbegrip en bureaucratie aan in het verpleeghuis. Het werd jou en je familie bijvoorbeeld erg moeilijk gemaakt om eigen eten mee te nemen voor je moeder.
“Ik snap heus wel dat er regels moeten zijn om het democratisch te houden en alle gevallen gelijk te behandelen. Maar het wordt problematisch als een regel zo heilig is dat je niet meer kunt kijken naar een specifieke situatie. En dat was vaak het geval in het verpleeghuis.”
“Op een gegeven moment stopte mijn moeder met eten. Ik dacht, zij heeft geen eetlust meer, dat kan bij oude mensen. Maar toen kwam ik erachter dat ze het eten van het verpleeghuis niet lekker vond: doorgekookte Hollandse groente, droge bloemkool, wortels en aardappels. Dat heeft zij in haar hele leven nog nooit gegeten. Dus als familie gingen wij voor haar koken en brachten eten langs dat voor haar vertrouwd was: gebonden linzensoep met kip, Marokkaans brood, ansjovis in tomatensaus. En toen at ze wel. Ze leefde helemaal op. Dan kun je als verpleeghuis op twee manieren reageren. De eerste is: ‘prima ze regelen het zelf’. Maar een domme reactie is de tweede, en dat was het geval: ‘dit is een kantine en dan mag je niet je eigen eten meenemen, als iedereen dat zou gaan doen, dan kan kunnen wij net zo goed de tent sluiten.’ Het punt is dat niet iedereen dat doet, want niet iedereen is Marokkaans en niet iedereen heeft de tijd om dagelijks voor zijn of haar moeder te koken. Heel veel regels zijn een blokkade geworden waardoor we niet verder komen. In de missie en visie van bijna alle verpleeghuizen staat: ‘wij leveren zorg op maat’. Maar uiteindelijk is het maar één maat: algemene zorg.”
“In de zorg zijn wij verslaafd geraakt aan regels. Te lang hebben zorgmanagers het voor het zeggen gehad, zonder te zien wat de situatie is en was bij de mensen thuis. Ik denk dat je de zorg humaner kunt maken als je ruimte laat voor individuele gevallen. Die ruimte is steeds verder ingeperkt. De zorg is gecommercialiseerd en in minuten gaan tellen. Uurtje-factuurtje. Elke extra taak moet afgedekt worden in minuten, want daarop is de indicatie toegepast. Maar indicaties kunnen niets anders dan algemeenheden zijn.”
Jij vertelde dat Marokkaanse mensen liever zelf voor hun moeder en vader zorgen dan ze naar een verpleeghuis te sturen. Verandert daar iets in?
“Het culturele idee is ‘als jij klein en kwetsbaar bent, dan zorgen je ouders voor je en als je moeder en vader oud en kwetsbaar zijn, dan zorg jij voor je ouders.’ Dit werkt al eeuwen zo, maar dat werkt vooral goed in de context van een dorp waar wij vandaan komen in Marokko. In Nederland, waar Marokkaanse mensen steeds minder vaak samenwonen met hun ouders en de man en vrouw vaak allebei werken naast het hebben van een gezin, kun je niet meer verwachten dat kinderen de zorg voor hun ouders op zich nemen.”
“In de Marokkaanse gemeenschap zal er een doorbraak moeten komen in het taboe om je ouders over te dragen aan zorgprofessionals. Dit ligt enorm gevoelig. Marokkaanse families zien verpleeghuizen als een laatste toevlucht. Ouders worden zeer respectvol behandeld door hun kinderen. Als je je vader of moeder naar het verpleeghuis brengt, dan gaan andere families erover roddelen en wordt er schande van gesproken in de Marokkaanse gemeenschap: ‘Zij komen uit een gezin met vijf kinderen en toch hebben zij papa in het verpleeghuis gestopt, schandalig, zoiets doe je niet als kind!’ Veel Marokkaanse kinderen schamen zich ervoor en houden papa dan thuis. Terwijl ze het eigenlijk niet aankunnen, combineren ze een zware taak als mantelzorger met een gezin en baan. Er zijn hierdoor veel schrijnende gevallen achter de voordeur.”
Wat moet er veranderd worden vanuit het perspectief van Nederlandse verpleeghuizen?
“In de Nederlandse gemeenschap moeten er meer zorglocaties komen waar migranten van de eerste generatie zich ook thuis voelen. Voor mijn moeder was het verpleeghuis in Rotterdam een totaal vreemde omgeving. Het televisieaanbod bestond alleen maar uit NPO 1, 2 en 3 en niet uit schoteltelevisie met Arabische zenders. Er was geen ruimte beschikbaar waar ze zich kon terugtrekken om te bidden. Het gaat vaak over kleine praktische zaken en een culturele fijngevoeligheid.”
“Al meer dan 65 jaar was mijn vader de enige man met wie mijn moeder ooit in een slaapkamer heeft gelegen. En ineens lag ze daar in het verpleeghuis naast een Hollandse man. Ze sliep heel slecht. Ik heb gevraagd of ze een aparte slaapruimte voor mannen en vrouwen konden maken. Iets wat naar mijn mening heel makkelijk te regelen is. Ook christelijke vrouwen hebben hier behoefte aan. Maar dat kon niet. Ook in het wervingsbeleid zou je wat meer inspanning kunnen verwachten om islamitische medewerkers aan te nemen, om bijvoorbeeld een hoofddoek op de juiste manier te knopen. Of je zou dat het huidige personeel kunnen leren.”
“Als mijn moeder werd achtergelaten in een rolstoel, dan was bidden het enige wat ze nog kon. Moslims bidden met hun gezicht richting het oosten, Mekka. En als je mijn moeder in een rolstoel totaal de andere kant op zet – en ze niet zelf kan draaien omdat ze verlamd is – dan kan ze niet bidden. Het gaat veelal niet om grote aanpassingen, maar om die culturele sensitiviteit, dat je weet dat sommige thema’s gevoelig liggen. Dat je in teamvergaderingen uitlegt wat het oosten is.”
En wat betekent voor jou fijn oud worden? Hoe zie je dat voor je?
“Voor mij draait het om waardig oud worden. Ik wil niet in een hoekje van het verpleeghuis eindigen met een kopje bouillon en de dagen tellen totdat mijn hart het begeeft. De vergrijzing neemt enorm toe, als ik oud word, dan zijn de wachtlijsten nog langer. Als het zo doorgaat, dan hebben wij over een tijdje geen landelijk gereguleerde zorg meer. Dan is goede ouderenzorg alleen maar weggelegd voor mensen die veel geld hebben. Wat je nu steeds meer hoort, is dat mensen met elkaar afspreken om een boerderij te kopen en daar zorg regelen en er voor elkaar zijn. Dat vind ik een mooi idee.”
“Ik heb in het verpleeghuis mensen gezien die niemand hadden en de hele dag in een hoekje zaten. Het enige menselijke contact was met de verpleegster die in de middag stukjes brood neerzette, in de avond wat doorgekookte groenten en ze vervolgens in bed legde. En in de tijd ertussen staren zij de hele dag uit het raam naar de tram die voorbijrijdt. Ik ga niet van mezelf eisen dat ik op mijn 75ste nog de Himalaya ga beklimmen, maar waardig oud worden is wat ik iedereen toewens.”
Hoe denk jij dan dat wij dat waardig oud worden in de samenleving kunnen organiseren?
“In Marokko zijn oude mensen hele gerespecteerde mensen, binnen en buiten het gezin. Zij spelen een belangrijke rol tijdens feesten, zijn het hoofd van dorpsraden en bij belangrijke beslissingen worden zij geraadpleegd. Als de dorpsoudste iets niet wil, dan gaat het niet door. In veel culturen groei je als oudere in status, in Nederland lijk je te devalueren.”
“Tijdens Nederlandse verjaardagen zitten de ouderen vaak weggestopt in een hoekje met een kopje koffie en een koek en worden ze niet als volwaardige gesprekspartner gezien. Bij Marokkaanse feesten zitten de ouderen letterlijk in het midden; zij zijn het middelpunt van alle aandacht.”
“In Berberstammen moet je, als je als man om de hand komt vragen van een meisje bij haar ouders – behalve dat zij zelf ‘ja’ of ‘nee’ moet zeggen – ook langs de opa en oma. Zij hebben een grote stem in deze keuze. We zouden ouderen in onze samenleving serieuzer moeten nemen en gebruik moeten maken van het ‘kapitaal’ van ouderen. Een senior kan nog van alles bijdragen aan politieke partijen en adviescommissies bijvoorbeeld.”
“Van het respect voor ouderen in de Marokkaanse cultuur kunnen wij veel leren op het gebied van waardig oud worden.”